Bron: Dagblad Tubantia, vrijdag 8 januari 2021, door Herman Haverkate

HENGELO – Na een lang leven als dominee lost Barend Weegink (69) alsnog een oude belofte in. Vlak voor kerst promoveerde hij op een onderzoek naar zijn in 1928 overleden collega Aart Jonker. „Blijven geloven in de goedheid van God, ondanks tegenslagen en verdriet: dat is een boodschap voor deze tijd.”

„Hij heeft zijn vrouw en twee kinderen overleefd. Zijn kinderen stierven op blijft hij zeggen: ’Nochtans zijt Gij mijn God.”

Proefschrift en boek

’Nochtans mijn God’: het is tevens de titel van het proefschrift waarop Barend Weegink onlangs in Groningen promoveerde. Een paperbackversie ligt sinds deze maand in de boekwinkel. Weegink, geboren en opgegroeid in Hengelo, gaat uitgebreid in op het tragische leven en werk van de Achterhoekse dominee en hoogleraar Aart Jan Theodorus Jonker (1851-1928).

„Ik ken hem al sinds mijn jeugd. Toen ik in de laatste klas van de openbare hbs op de Bataafse Kamp in Hengelo kenbaar maakte om Theologie te gaan studeren, kreeg ik een paar van zijn boeken cadeau van een familielid. Een dergelijke keuze was op een openbare school niet gebruikelijk, en al helemaal niet in die tijd. Het was 1969 en het gistte in de wereld. Wie voor theologie koos, had iets uit te leggen. Jonker, met zijn open houding naar de wereld, heeft me daarbij geholpen.”

Het was 1969 en het gistte in de wereld. Wie voor theologie koos, had iets uit te leggen

Barend Weegink, dominee

Groot predikant

De boeken zaten onder het stof, net als de figuur van Jonker zelf. „Hij was een van de grote predikanten van zijn tijd, maar is helaas in vergetelheid geraakt. Er zijn nog maar weinig mensen die hem kennen. Maar als je zijn boeken leest en zijn leven overziet, komt hij opeens heel dichtbij. Op een of andere manier is hij ook steeds meer voor mij gaan leven. Daarbij speelde natuurlijk ook een rol dat ik in de jaren 80 een tijdlang in Heerde heb gewerkt. Niet alleen door dat graf maar ook door de persoonlijke verhalen van mensen leeft hij daar op een bijzondere manier voort.”

Aart Jonker, overleden in 1928. © Barend Weegink/Universiteit Groningen

Hoewel hij met emeritaat is, is Weegink nog altijd een veel gevraagd predikant. Regelmatig ook staat hij op de kansel in de kerk van zijn jeugd: de Waterstaatskerk in Hengelo. „Daar ben ik gevormd. Ik heb er de klokken geluid en maakte er de borden met gezangen klaar. Het woord Waterstaatskerk gebruikten wij overigens nooit. Wij spraken liever van de Grote Kerk. 

Orthodox

Hij komt nog altijd graag in Hengelo. „We hadden een kleine gemeente. In de traditie van de familie bezochten wij de openbare school. Het geloof, vond mijn vader, moest je niet in afzondering belijden maar in open contact met de wereld. Dat is de reden dat ik nooit een zware dominee ben geworden, maar wel orthodox, zeg maar: recht in de leer en met verdraagzaamheid. Midden tussen de mensen in staan, dat leerde ik ook van de ethische Jonker. Ik heb een groot deel van mijn werkzame leven in Katwijk gewerkt, maar heb me nooit opgesloten in die gemeenschap. Katwijk is ook veel minder zwaar dan velen denken. Er wonen dezelfde gewone mensen als op andere plaatsen in Nederland.”

Zo’n twaalf jaar heeft hij aan zijn proefschrift gewerkt. Een proefschrift dat hij beschouwt als de logische voltooiing van de studie Theologie, die hij lang geleden begon. „Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik nog niet klaar was.” Met de keuze voor Jonker maakte hij bovendien een cirkel rond. „Ik had mijn doctoraal scriptie al aan hem gewijd. De overtuiging dat zijn werk ons iets te zeggen heeft, vooral ook in deze tijd, heeft mij nooit losgelaten.”

De overtui­ging dat zijn werk ons iets te zeggen heeft, heeft mij nooit losgelaten

Barend Weegink, dominee

Latijnse School

Aart Jonker werd geboren in Laren in de Achterhoek. Hij bezocht de Latijnse School in Lochem en koos in navolging van zijn vader voor een leven als dominee en theoloog. In de laatste jaren van zijn leven was hij hoogleraar aan de universiteit van Groningen. Vooral met zijn preken, gedrenkt in een groot redenaarstalent, wist hij de gelovigen van zijn tijd aan te spreken.

„Hij was zich steeds bewust van het feit dat hij leefde in een veranderende wereld. Ondanks zijn overtuiging is zijn houding altijd open richting de samenleving, de cultuur en de wetenschap. Hij wilde zich met die wereld verstaan, was niet bang om de discussie aan te gaan met grootheden als Abraham Kuyper en interesseerde zich zeer voor de sociale kwestie.”

Worsteling met het geloof

Toch is het zijn strijd met dat leven zelf, zijn worsteling met geloof dat hem voor Weegink doet uitstijgen boven andere theologen. „Jonker wist als geen ander dat het leven niet maakbaar is. Dat je als mens altijd krassen op zult lopen en dat je het daarmee hebt te doen. Dan helpt het niet om te kwezelen en te pamperen, maar kun je niet anders dan het hoofd buigen. Jonker heeft dat gedaan.”

„Hij werpt God al zijn verdriet voor de voeten, maar verliest Hem niet en houdt Hem voor ogen als degene die alles ooit goed zal maken. In een tijd waarin een virus ons opnieuw leert dat niet alles maakbaar is, kunnen zijn boeken ons verder brengen. ‘Nochtans mijn God’ is voor veel mensen misschien te zwaar, maar het gevoel dat daaronder ligt is dat zeker niet.

Als Jonker ons iets leert, dan is het dit: alles komt goed, vertrouw daarop.”

Barend Weegink, dominee