Reformatorisch Dagblad, dinsdag 24 november 2021, Klaas van der Zwaag

”Jonker betreurde het ontbreken van het geloofsgesprek in de kerk, het benadrukken van de verschillen en het opwerpen van barricades.”

DR. Barend Weegink

KERK & RELIGIE

Vroom, orthodox en open naar de cultuur, zo dacht de gereformeerd-ethische theoloog dr. A. J. Th. Jonker, zegt promovendus ds. Barend Weegink. „Hij verdunt het geloof niet, maar maakt het wel relevant voor deze tijd.”

Dr. Barend Weegink. beeld RD, Anton Dommerholt

Ds. Weegink (1951), emeritus hervormd predikant in Katwijk aan Zee en waarnemend voorganger in de Oude Kerk te Scheveningen, promoveert woensdag aan de Protestantse Theologische Universiteit in Groningen op de dissertatie ”Nochtans mijn God. Leven, theologie en spiritualiteit van Aart Jan Theodorus Jonker” (uitg. Eburon, Utrecht).

Jonker (1851-1928) behoorde tot de tweede generatie ethischen. ”Ethisch” staat voor het innerlijk karakter van de waarheid: de openbaring gaat door het hart heen om bedding te vinden in het leven. Centraal staan de persoonlijkheid, het geweten, de ervaring, een op Christus gerichte vroomheid. De ethischen zochten geestelijke vernieuwing in een kerk die verlamd was door de strijd tussen modernisme en orthodoxie. Zij kozen voor de weg van verkondiging, persoonlijke overtuiging en bekering in plaats van een juridische handhaving van de belijdenisgeschriften en de tucht.

Nochtans
Ds. Jonker diende diverse gemeenten en was kerkelijk hoogleraar in Groningen. Hij behoorde tot de zogenaamde gereformeerd-ethischen, zoals later vertegenwoordigd door M. J. A. de Vrijer en M. van Rhijn. Jonker was de eerste theoloog die de Deense denker Sören Kierkegaard in Nederland introduceerde.

De titel van Weeginks dissertatie refereert aan het lijden in Jonkers leven. Hij verloor zijn dochtertje bij haar geboorte, zijn vrouw toen ze veertig was en zijn zoon, die op elf-jarige leeftijd stierf. Ds. Jonker vond in alle benauwdheid troost in het „nochtans”, een woord dat hij vaak gebruikte in zijn meditaties. Jonker bracht zijn laatste jaren door in Heerde en ging regelmatig voor in de kapel van Paleis Het Loo. Hij was een gevierd kanselredenaar, sociaal bewogen en iemand met een pastoraal hart voor de gewone mens. Hij had veel vrienden binnen en buiten de kerk. Zijn vooral meditatieve boeken werden veel gelezen en ook in het Duits vertaald.

Weegink typeert Jonker als een „irregulier” –onconventioneel– theoloog, orthodox, „maar ruim en vooruitstrevend in de vormen. Typisch ethisch is het ontwikkelen van nieuwe vormen.” Vrijzinnigen houden orthodoxen zelfs scherp, vond Jonker.

De gevestigde volkskerk blijft de basis voor zijn theologie. „Het ging om héél het hart in héél de kerk”, zo stelt Weegink met een variant op de theocraat Ph. J. Hoedemaker. „Jonker betreurde het ontbreken van het geloofsgesprek in de kerk, het benadrukken van de verschillen en het opwerpen van barricades.”

Jonker voelde zich echter op het eind van zijn leven niet meer thuis in het ethische klimaat van de derde generatie, aldus Weegink. „Het eindigde te veel in Schöngeisterei, in het esthetische, het gevoel. Er was te weinig aandacht voor de kerk en belijdenis. Daartegenover plaatste Jonker de heiligheid van God, het wonder van de wedergeboorte. Dat maakte hem orthodox. Tegelijkertijd was hij niet bang om bij elk zuchtje wind om te vallen.”

Kan dat wel: gereformeerd en ethisch? Volgens Jonkers opponent A. Kuyper waren de ethischen de „halven”, de calvinisten de „helen.”

„Ik denk dat we veel van de ethische richting kunnen leren. Het is jammer dat deze verzand is in de midden-orthodoxie. De Vrijer heeft een pleidooi voor de gereformeerd-ethischen gevoerd, helaas te laat.

”Sporen van dr. Jonker bij W. Aalders, de Gereformeerde Bond en de Confessionele Beweging”
Sporen van het gereformeerd-ethische kom je later nog wel tegen, bij Van Unnik, Bakhuizen van den Brink en W. Aalders. Duidelijker zie je het nog in de verbondsmatige hoek van de Gereformeerde Bond en de rechterflank van wat nu de Confessionele Beweging heet. A. van Brummelen, destijds bondsvoorzitter, heeft mij aangezet om Jonker nader te bestuderen. Jonkers werken roepen herkenning op door zijn bevindelijkheid. Tegelijkertijd blijft er de opening naar het moderne leven. Jonker en De Vrijer hadden goede contacten met kunstenaars die de cultuur bepalen. Ze zouden met een Youp van ’t Hek in discussie zijn gegaan, dat geloof ik zeker.”